Over ons
In de gemeente Sint-Amands, gelegen in de zuidwestelijke hoek van Klein-Brabant, vinden we aanpalend aan de Scheldedijk een prachtige hoeve die tot voor kort, verdoken in de natuur, en door de tand des tijds, vervallen was tot een ruïne van een oud hoevecomplex. Het “Project De Steenovens” is dan ook het resultaat van een gedreven ambitie op basis van een strategische visie :
Een sociaal project
Het project is sterk sociaal georiënteerd: de restauratie en de heropbouw van het gebouwencomplex gebeurde ter plaatse met een praktische beroepsopleiding in samenwerking met VDAB en de lokale OCMW’s. Nu is het een plek van ontmoeting, ontwikkeling en sociale contacten.
Een natuureducatief project
Het prachtige landschap van meersen, slikken en schorren waarin ‘de Steenovens’ gelegen is, vormt een ideaal decor voor natuurliefhebbers en landschapsdeskundigen.
Een toeristisch-recreatief project
Vele fiets- en wandelroutes wijzen de weg doorheen het natuurlijk kader en langs de vele bezienswaardigheden van Klein-Brabant. De Steenovens geniet dan ook de belangstelling van de plaatselijke bevolking en van vele toeristen en dagjesmensen. Het is voor ons dan ook een uitdaging om het bestaande toeristisch-recreatieve aanbod van de streek te versterken. Dit gebeurt uiteraard met respect voor het historische landschap.
Een cultuurhistorisch project
De site van ‘de Steenovens’ kent een rijke geschiedenis. We willen voorkomen dat deze historie in de vergetelheid raakt. Daarom streven we met ‘de Steenovens’ naar een opwaardering en het behoud van het cultureel erfgoed verbonden aan de hoeve
Geografische situering
Helemaal in het zuidwesten van de provincie Antwerpen, ietwat vergeten en geborgen in het groen, ligt Klein-Brabant, een stukje Vlaanderen met een onmiskenbare eigenheid. Waar de benaming Klein-Brabant precies vandaan komt en welk gebied ermee bedoeld werd, is nog steeds onderwerp van soms bitsige discussies.
In zijn huidige context behelst Klein-Brabant het gebied dat ingesloten wordt door de Schelde, de Rupel, het Vaartland en de provinciegrenzen met Vlaams-Brabant en Oost- Vlaanderen. Anders gezegd, Klein-Brabant wordt gevormd door de gemeenten Bornem, Puurs en Sint Amands.
Met zijn Scheldedijken, schilderachtige dorpen – waar de sfeer van vroeger nog doorleeft – en zijn typische fauna en flora heeft Klein-Brabant een eigen karakter waardoor het zich onderscheidt van de rest van de provincie Antwerpen. Het is een toeristische en economische eenheid en de belangrijkste kern van het landschapspark ‘Scheldeland’.
In de uiterste zuidwestelijke hoek van Klein-Brabant, in de gemeente Sint-Amands vinden we aanpalend aan de Scheldedijk de recent gerestaureerde oude hoeve ‘de Steenovens’. De kenmerken van het hele gebied vind je hier als het ware gecondenseerd terug. Een typisch gebied tussen akkerland en schorren, omzoomd met knotwilgen, op de oorspronkelijke grens van de provincies Antwerpen en Oost-Vlaanderen, vroeger respectievelijk Brabant en Vlaanderen.
De site van de Steenovens kende een opzienbarende evolutie doorheen de geschiedenis. Zij is gesitueerd in één van de oudste gebieden van de heerlijkheid Sint-Amands, het zogenaamde Kruisveld, wat verwijst naar een oud kerkhof dat eertijds in de buurt van de oude Brielkapel gelegen was. Deze Brielkapel stond in de Middeleeuwen overigens bekend als de Gasthuiskapel van Buggenhout. De Steenovens lagen op de grens tussen twee belangrijke bestuursentiteiten, zijnde Kuitelgem (het huidige Briel, gehucht van Buggenhout) en Sint-Amands.
Oorspronkelijk moet Kuitelgem deel hebben uitgemaakt van de “villa de Bacheroda”, een Karolingische heerlijkheid die Lodewijk de Vrome rond 821 schonk aan de Noord-Franse abdij van Elnone, later de abdij van Saint-Amand-les-Eaux genoemd.
In de 2de helft van de 11de eeuw verkregen de heren van Grimbergen bij de vorming van de Landen van Dendermonde en Bornem deze heerlijkheid Kuitelgem van de graven van Vlaanderen, in ruil voor Opdorp, dat Vlaams werd. Kuitelgem werd als het ware uit de heerlijkheid Baceroth geheven en maakte voortaan deel uit van het hertogdom Brabant, terwijl Sint-Amands deel bleef van het graafschap Vlaanderen. Via Kuitelgem kregen de heren van Grimbergen, later de Berthouts, toegang tot de Schelde vanuit West-Brabant. Het plaatsje evolueerde dan ook tot een belangrijk transitcentrum voor goederenverkeer. Kuitelgem was nog in 1466 een aparte entiteit onder het bestuur van de heren van Bouchout, die het vermoedelijk geërfd hadden van de Berthouts.
Het oude “Baceroth” viel in de 12de eeuw uiteen in vier aparte entiteiten. Zo onstonden Mariekerke, Sint-Amands, Baasrode en Vlassenbroek. Mariekerke kwam onder het Land van Bornem terwijl Sint-Amands en Baasrode tot het Land van Dendermonde gingen behoren. Sint-Amands bleef tot de Franse Revolutie eigendom van de abdij van Saint-Amand-les-Eaux. De abt gaf echter het dagelijks beheer van deze heerlijkheid in leen aan een wereldlijke heer. Zo waren achtereenvolgens de heren van “Bacerode” (13de eeuw), de heren van Reyseghem en de heren van Halewijn de heren van Sint-Amands en Baasrode.
In 1558 is er voor het eerst sprake van economische activiteit in de buurt van locatie van de Steenovens. In dat jaar leverde Willem van Mulders uit Asse zijn wouw (soort kleurstof) “aan den groenen meersch tussen Baasrode en St-Amands geheeten den houtbriel”. De meers waarvan sprake was dus de strook grasland langs de Schelde tussen de kerk van Sint-Amands en Baasrode. De houtbriel was een aanlegplaats en haven waar waarschijnlijk al van in de late middeleeuwen handelsgoederen werden geladen en gelost.
Het was een belangrijk handelsknooppunt waar de Schelde en de weg Mechelen – Dendermonde mekaar het dichtst naderden en zorgde zo voor de ontsluiting van West-Brabant. Vooral de handel in hout uit het Buggenhoutbos was belangrijk in de 16de eeuw. Zo haalde Gilbert van Schoonbeke voor zijn huizenbouw in Antwerpen (1524-1547) heel wat hout van de houtbriel te Buggenhout. Door deze economische opleving ontstonden ook de Jonge Briel in Sint-Amands en de Nieuwe Briel in Baasrode. Op een kaart uit de 17de eeuw is zowel sprake van de “Ouden Briel” op grondgebied Buggenhout als van een “Niewen Briel” te Baasrode. Dit wijst op een verschuiving van het economisch zwaartepunt naar Baasrode.
In 1562 gaf Karel van Halewijn, heer van Peene en Sint-Amands, een deel van de “groenen meersch” te Sint-Amands, genaamd “den noordt” in erfpacht aan Diederick van Liefvelt (1521-1601). Doel van deze erfpacht was om de meersen, schorren en weilanden langs de oever van de Schelde vanaf de kerk van Sint-Amands tot de grens met Buggenhout, dus tot aan de Steenovens, in te dijken. Er moesten ook hoofden (= aanlegplaatsen) aangelegd worden die zouden corresponderen met de hoofden van de Sint-Bernaertsabdij te Kastel, aan de overkant van de Schelde. Diederick van Liefvelt had tevens al de heerlijkheid Sint-Amands (waaronder de nabijgelegen “Reyseghemhoeve”) in pacht van de heer van Peene. Hij was als het ware de lokale vertegenwoordiger van de heer van Peene en dus onderleenman van de abdij. Hij was het die het “Schaillien hooft” aanlegde en die het “Schaillien huys” bouwde op de plaats waar later de Steenovens ontstonden.
Een schaliënhuis was een woning die een zekere belangrijkheid had en daarom bedekt was met blauwe schaliën uit leisteen in plaats van met gewone dakpannen. Blauwe schaliën ontstonden door in een overwelfde houtoven het goed te smoren. Dit hield in dat men de oven volledig afsloot en hierdoor de zuurstoftoevoer werd gereduceerd tijdens het bakproces. Zo ontstonden zogenaamde blauwe of grijze tot zwarte dakpannen. Blauwe dakpannen waren duurder dan rode dakpannen, terwijl blauwe bakstenen eerder goedkoper waren dan rode. Het prijsverschil is te wijten aan een maatschappelijke oorzaak: huizen van een belangrijke instelling of persoon, zoals kloosters, kerken, stadhuizen, ambachtshuizen, woningen van patriciërs in de stad of buitenverblijven van buitenpoorters op het platteland waren doorgaans bedekt met blauwe schaliën uit leisteen. Blauwe daken wezen dus op een sociaal hoger statuut, waren dus ook duurder en zorgden voor een zichtbare sociale kloof. Het “Schaillien huys” zal vermoedelijk in die periode ook een fiscale functie gehad hebben bij het innen van de tienden door Diederick van Liefvelt, die immers ook heer van Sint-Amands was.
Het “Schaillien hooft” had niet alleen de functie van aanlegplaats en haven maar was tevens ook een veer naar de hoofden van de Sint-Bernaertsabdij te Kastel. In het jaar 1725 bestaat nog een schoor nabij de Steenovens genaamd “het Spaignie veir”, wat een duidelijke verwijzing is naar de vroegere veerdienst. Het lijkt erop alsof Diederick van Liefvelt in die periode vaste voet aan de grond wilde zetten in de regio. Hij kocht in 1579 de heerlijkheid Opdorp en in 1586 kocht hij het hof van Marselaer te Malderen. Hij was overigens in de tweede helft van de 16de eeuw een belangrijk personage in de opstand van de Nederlanden tegen de Spaanse bezetter. Hij was een tijd kanselier van Brabant (1579-1585) en een beroemd diplomaat.
Hij werd opgevolgd door zijn zoon Theoderick van Liefvelt (1556-1624). Deze was een beroemd dichter en er zijn bewijzen dat hij wel degelijk in het Dendermondse heeft vertoefd. Hij trad in dienst van het Staatse leger van de Verenigde Provinciën en trok ten strijde tegen de Spanjaarden, waarbij hij in 1624 ook het leven liet. In de periode na zijn dood kreeg zijn kleinzoon Jacques Sangelier het flink moeilijk met het behouden van zijn bezittingen, vermoedelijk omwille van de collaboratie van zijn grootvader. Alexander de Bournonville, heer van Sint-Amands sinds 1619, spande immers vanaf 1627 een proces aan tegen de erfgenamen van Theoderick van Liefvelt, waarbij hij de bezittingen van Sanglier te Sint-Amands betwistte.
In 1630 verkocht jonkheer Jacques Sanglier uiteindelijk zijn goederen te Sint-Amands dan maar. Het Schaillien huys met het Schaillien hooft, of wat er na de godsdienstoorlogen van over was gebleven, werd samen met nog heel wat andere bezittingen verkocht aan Gillis Moortgat en zijn echtgenote Anna van Zuene.
Gillis of Egidius Moortgat was een belangrijk personage te Sint-Amands. Hij was meisenier, d.w.z. een soort herenboer maar tevens ook brouwer en ondernemer. Hij behoorde tot de typische ondernemersfamilie Moortgat, die rijk werd door het uitoefenen van vrije beroepen en ambtelijke functies. Gillis Moortgat werd in de jaren 1630 verscheidene malen schepen van Sint-Amands en in 1640 werd hij zelfs burgemeester van Sint-Amands.
Vermoedelijk werd het leegstaande Schaillien huys afgebroken en werd op de fundamenten de bebouwing van de steenovens aangelegd. De steenovens waren zeker al in 1622 in werking, want dat jaar leverde Gillis Moortgat reeds steen voor de heropbouw van de kerk van Sint-Amands. De herstellingswerken aan de kerk van Sint-Amands na de godsdiensttroebelen waren dus de oorzaak van het ontstaan van de steenovens. Vermoedelijk pachtte Gillis toen nog het Schaillien huys en kocht het dus aan in 1630. Naast baksteen werden ook andere bouwstoffen, zoals kalk, hout en “wase” (= leem, modder) geproduceerd.
Het is goed mogelijk dat kalk in dezelfde steenovens werd gebrand. De steenovens van Sint-Amands waren vermoedelijk niet meer dan veldovens voor lokale productie. Vermoedelijk werd de steen gemaakt uit de rivierafzetting en het slib van de oude schorren en meersen rondom de Steenovens. Vandaar dat hiervan maar weinig sporen meer terug te vinden zijn in het landschap. Toch leverde Adriaen Moortgat, de broer van Gillis, in 1637 ook bouwmaterialen voor herstellingen aan de vestingen van de stad Dendermonde, wat erop wijst dat ze ook in de regio werkzaam waren.
De familie Moortgat verbond zich via huwelijk met andere welstellende families uit bv. Buggenhout. Zo trouwde Maria Moortgat, de dochter van Gillis, met Peeter van Wemmele, stadhouder van de heerlijkheid “Moorsrolle” te Buggenhout. Gillis hertrouwde nog in 1654 met Catharina van Boom. Hij stierf in 1668 en zijn erfenis werd verdeeld onder de kinderen uit zijn eerste huwelijk. In 1702 verschijnen in de erfenisakte van Peeter van Wemmele en Maria Moortgat enkele percelen “vuijtgebacken meersch”, wat er op wijst dat de steenovenactiviteit waarschijnlijk toen al stil lag.
Vermoedelijk hebben de steenovens van Sint-Amands slechts in de 17de eeuw steen geproduceerd. In 1708 kocht Gaspard van Oudenhove van de laatste erfgenamen van Gillis Moortgat “eene behuijsde hoffstede genoemt de Steenhouvens mette huijsinghe daer op staende gronde ende erve gestaen ende gelegen binnen de prochie ende vrijheijt van St Amans”. Het feit dat hier al sprake is van een toponiem kan er ook op wijzen dat de steenovens toen al niet meer functioneerden. De hoeve kreeg een herbergsfunctie, waarschijnlijk in samenwerking met de naburige brouwerij “het Hof”, die in bezit was van Gillis van Oudenhove, broer van Gaspard. De veerfunctie en de aanlegplaats bleven een rol spelen. Bovendien hadden de Steenovens in de 18de eeuw ook een fiscale functie. De eigenaar van de Steenovens bezat immers het octrooi op het innen van de belastingen binnen een welomschreven gebied dat zich uitstrekte over zowel Sint-Amands als Buggenhout en niet toevallig goed overeen komt met de oude heerlijkheid Kuitelgem.
Gaspard van Oudenhove wordt opgevolgd door zijn zoon Franciscus. Op een kaart uit 1777 verschijnt “den steenoven veir”, wat bewijst dat er in Sint-Amands reeds vroeger een veerdienst bestond dan het veer nabij de kerk. Deze veerdienst stond in verbinding met de weg van de dijk naar het dorpscentrum van Kastel. In 1794 kwam het tot een overeenkomst tussen Franciscus van Oudenhove en de erfgenamen van Jan Baptist Van Hemelrijck, eigenaar van “het Hof” om de grens van twee stukken land, gelegen tussen hun hofsteden, recht te trekken.
Na de Franse Revolutie kwam de hoeve “De Steenovens” in handen van de Joannes De Clerck. Hij baatte er nog steeds een herberg uit en tevens ook een blekerij of “blanchisserie”. Onder zijn beheer werd een kille gegraven en een grote opslagruimte werd gebouwd voor het stapelen van de goederen uit de schepen. De hoeve bleef gedurende de 19de en 20ste eeuw steeds in handen van de familie De Clerck maar na de Tweede Wereldoorlog raakte de site langzaam maar zeker in verval.
Meer duiding over de geschiedenis van de Steenovens van Sint-Amands kan men terugvinden in “Geschiedenis van de Steenovens van Sint-Amands”, geschreven door Filip Hooghe, Marc Peelman en Luc Rochtus, dit boek kan worden aangekocht op de Site “De Steenovens”.
Tientallen miljoenen mensen besteden het grootste deel van hun vrije tijd aan een zoektocht naar schoonheid, in schilderachtige landschappen, mooie gebouwen of meesterlijk ontworpen pleinen.
Laat het dus duidelijk zijn dat het hier om een vitale behoefte gaat.
De plekjes waar schoonheid te vinden is, worden met de dag schaarser, en komen daardoor ook steeds meer onder druk.
De bedreigingen zijn talloos: nietsontziende expansie van industriezones en winkelboulevards, ondoordachte verkavelingen van het landschap, schier eindeloze lintbebouwing, bouwprojecten die een historisch kader haar eigenheid ontnemen, fanatiek groen puritanisme dat landschappen “leeg” wil maken, etc.
Vanuit onze visie komen we mee op voor de bescherming van het onvervangbare in België : de uitzonderlijke schoonheid van ons historisch landschap.
Vele van onze Vlaamse landschappen zijn schitterende voorbeelden van een eeuwenlange symbiose tussen mens en natuur.
Zo ontstond ons historisch landschap met veelal kleine stadjes, abdijen, boerderijen, molens, een boskapel, een kanaal, een vijver, een park.
In de 21ste eeuw groeit het bewustzijn dat dit landschap vooral op het Vlaamse platteland sterk bedreigd is.
Tientallen historische boerderijen verliezen hun agrarische functie. Boer en boerin trekken weg, vinden geen opvolgers, met het gevolg dat de boerderij verweesd achter blijft. Het verval slaat vlug toe. In alle stilte verdwijnt ons agrarisch erfgoed. De kwetsbare status van hoeves wordt deels opgevangen door bescherming. Voor de overige gebouwen dreigt de slopershamer of functieverandering die meestal ook leidt tot verlies van de karakteristieke verschijningsvorm en monumentale waarde.
We zijn vandaag te gast op de locatie van De Steenovens. Het is hier dat we ons de laatste jaren onverdroten hebben ingezet om te bewijzen dat het ook anders kan. De gebouwen zijn herrezen uit het puin van wat tot een paar jaar geleden nog een ruïne was. Deze site, in dit historische landschap met als kroon op het werk binnen een paar jaar ook nog de houten windmolen, leert ons terug hoe de mens in de loop der tijden de schoonheid van het landschap beleefde.
De Steenovens, de natuur en de molen, zijn dan ook in de loop der tijden onderwerp geweest voor diverse kunstenaars, die hun individuele emoties op een unieke manier tot expressie hebben willen brengen. Het is deze symbiose die we hier tot uiting willen brengen, door in de schoonheid van de omgeving een diversiteit van artistieke kunst ten toon te stellen. Stuk voor stuk prachtwerken van prachtige mensen, die gedreven door de schoonheid en de ambitie om deze uit te beelden, zich hier regelmatig verenigen! “Beeldiger” kan de steenoven niet worden !